MRS. DOPPELGÄNGER Episode 5 – “Mrs. Grady & Mrs. Grady”
INT. HOTEL/GANG. NACHT
We zien een gang van een verlaten hotel met een jaren zeventig tapijt en oubollig behang tegen de muren. (Het klinkt een beetje truttig maar Jack Nicholson schijnt er ook te hebben gelogeerd.) We bevinden ons bijna in kamer 237. Elektronische Muziek van Wendy (Walter) Carlos zwelt aan tot een onheilspellende climax. Je verwacht bijna dat er een kind op een driewieler opduikt. Het geluid van een typemachine juicht door de ruimte. (Per ongeluk misschien?) We zien twee griezelige, meisjesachtige vrouwen in hun zondagse jurken. De benauwende gedachte zou nu moeten opkomen, dat wij ze ergens eerder hebben gezien. (Laat ze maar denken.) Er moet eigenlijk het gevoel ontstaan dat men niet durft weg te lopen, hoewel men dat nu wel zou willen. Wij zien opnieuw een of andere geheimzinnige gang. (Dezelfde van daarstraks? Hoe kom je anders in kamer 237?) De vrouwspersoontjes staan naast elkaar met een provocerende blik in de camera te kijken alsof ze de toeschouwer uitdagen met hen te komen spelen.
S:
Wij waren het.
Wij zijn het monster.
T:
Maar waarom? Hoezo? Wij
zijn toch als voorbeeldige
meisjes in een blauw
jurkje naar buiten gegaan?
S:
We hadden er beter aan gedaan
rode jurkjes te dragen die onze
eigenaardigheden minder goed
zouden hebben doen uitkomen.
T:
Onze jurkjes zijn toch
rood nu? Rood van alles
waar we ingestapt zijn.
S:
Dat bedoel ik. We veranderen
in monsters wanneer we naar
buiten gaan.
T:
We zien er anders verdomd
goed uit. Denk je heus dat
wij tot iets gruwelijks in
staat zijn?
S:
Wat ik weet is dat ik dit
jurkje niet had verdragen,
als ik jou niet had gehad.
T:
Je denkt dat we in een film
van Stanley Kubrick beland
zijn. Bedoel je het zo?
S:
Zo vergezocht is dat niet.
T:
Wat wil je daarmee zeggen?
S:
Je weet hoe de mensen kletsen.
T:
Gezien ons uiterlijk is dat niet zo raar, toch?
S:
Dat is het probleem nu juist
T:
Mijn rug op met de mensen.
Ze zijn gewoon jaloers.
S:
Misschien moeten we voor altijd
en altijd en altijd binnen
blijven.
T:
Over altijd gesproken.
Eigenlijk zien we er altijd
vreemd uit waar we ook zijn.