top of page

Decamerone  [Latere versie]

 

   

Luister naar wat het raam te vertellen heeft, het is veiliger. 

Pampinea:
O God, het is een orang-oetan! De gelovigen: Amen. Ik zeg
hem dat ik Napoleon ben en nu wil hij zijn viool terug.
 
Filomena:
Het is ook een communist. Dus ik probeer hem weg te krijgen met
ontsmettingsmiddel maar hij kruipt weer terug op mijn boekenplank.
 
Neifile:
Nu hij spreekt met een ander accent, word ik 42-jarige Bette en ik hoor
mezelf roepen: Niet storen! Winterslaap! Maar hij herkent me niet.

Filostrato:
Hoestdruppels vallen neer. Het blijft alleen maar regenen.
Ik ging met ze naar bed, moeder.
 
Fiammetta:
Het bord zegt 1,5 meter. Wijzend. Waarom zijn de lipbloemen
vertrapt? Wie heeft een hele man nodig als je zijn stem hebt?

Elissa:
Ik heb het nog steeds over Balzac, een blad salie en communisme.
Zou ik door gedreven nabootsing weduwe kunnen worden?

Dioneo:
Waarmee, vraagt hij. Waarmee heb jij me ingespoten, verdomme?

Lauretta:
Klop-klop-klop. De kunstmatige halvemaan komt tevoorschijn.
Misschien naderhand de nachtzuster die hertenpoten draagt.
 
Emilia:
Zie je, alle schaduwen hebben zwart haar en
maanloze gedachten door de streken van de zon.  

Panfilo:
En op de een of andere manier is de zeep er altijd
om je een smerig gevoel te geven.

 

Een avond in mei

 

Een avond in mei

 

en ik stond daar (de bloesemboom

minder sprekend dan zou moeten)

en ik zag

degene die komen zou

 

mijn handen omhoog

(of hij schiet!)

ergens sperwers (niet alle) bidden voor mij

ze weten dat ik zwaai, hij weet dat

ik zwaai met mijn rechterhand (wie salueert groet de seizoenen

en de gedachten) om de manier waarop hij lacht

en bij mij terugkomt en weer weggaat

en dan weer terugkomt, boos of anders

mij ondervraagt wat niet kan worden begrepen

maar kan worden gevoeld

en mij vertelt wat boekdelen niet kunnen 

mijn onbedekte hoofd vasthoudt

in zijn armen, in zijn wolken

 

soms kan ik bijna zien

waarom hij in de war raakt

handgranaten langs zijn wangen

 

zijn haren grijs

ik dacht zwart

Ontmoeting buiten het veld

Ik moet vergeten dat je man bent

of niet vrouw zijn. 

je weet wel zonder hartjes, boeken,

buitenbeentjes en grassprietjes  

 

nu herinner ik me hoe

je praatte en dat ik

je belogen heb door

de tijd tegen te houden

herinneringen aan een ander seizoen

en het maakt niet veel uit

of het een kerk of waarschuwing was

aan de rechterkant van de wandeling

 

het maakt geen donder uit 

hoe moedig je uniform was:

Ledematen, mist en zand,

dingen in de lucht

of hoe ik glimlachen bleef uit het veld

in gedachten van gisteren

terwijl ik je glas leegdronk 

en je me kuste in mijn hals

ook nadat je zoetjes aan verdween

bleef ik rondkijken

Namiddag  

 

Hier waren wij

 

weer een stap gelopen waar

grassprietjes pasgeboren

ooit gaan sterven en niet 

mijn glimlach bereikt jou

maar mijn voet raakt de 

schaduw van een nieuw 

lichaam dat van een bloem

voorovergebogen, niet ik

leg me neer, noch de wind

zal me vasthouden en al

evenmin eindigen tussen 

kiemend groen dat nog nat is

van de nacht en nog fluistert

over de sleutel die viel, het

haastig paren en wat jij zei

 

hier waren wij

Hoe groen het gras is  

Ze zeggen dat ik mijn eigen hoofd

het liefste vind

en ik zeg: Het is niet van mij, het is

niet zoals gisteren

toen ik mijn ogen ophief

en jou zag.

Horizon, gras, gebogen knie en bovenbeen,

ik geloof in jou,

sleutel van de hemel, vissersnet, haan,

mijn lichaam is onderweg-

ik geloof in

jou- je uniform is de schuilplaats

voor mijn winter. Ik geloof voor

altijd in alle domme dingen – ik hou

van jou – zeggen

dat ik gek ben

is niet genoeg, ik geloof niet

alleen in God,

ik ben God (ogen dicht).

Hoe kan ik bidden op aarde

blootsvoets en zonder nachthemd?

En wie lijmt mijn heuvels aaneen?

Als ik in het vizier had

vlak bij de grotere kerk

zou ik mezelf zien  

in de blote rij

doden op het veld.

Ai-ai kapitein, Bye-bye kapitein!    

Ik zie je nog steeds als een soldaat

die van opgeblazen geluiden houdt

Pink Floyd tussen haakjes

flessen Pinot Noir in de glasbak [echo! echo!]

 

als je maar kon zien

de papieren bootjes die ik vouwde

met mij nog steeds roeiend

om niet opnieuw

Byron te hoeven lezen

op mijn vrije dag 

- ik heb de zomer al verbrast in de maand mei -

God zegt dat ik lief ben

zoals een Australiër zegt:

draag een zwemvest

ik ben hier en wacht

en nu ben ik de hele dag bezig

ik zie je overal

oftewel je doet me 

aan een vreemde denken

ik bedoel jou 

ik bedoel mij

de echo van plotselinge glimlach

even geloofwaardig als scherven

Decamerone [1e versie]

 

Eerste dag

 

O God, ik ben een man! De gelovigen: Amen.

Dit is mijn hart van amethist, mijn glimlach

die de venusschoen verbergt, mijn Chinese hoofd

dat terugkwam als de vrouw van niemand.

 

Tweede dag

 

Aanzie mij op klaarlichte dag! Waarom niet zingen

het lied van de muilezels? Moet het dan

nacht zijn eer je mij herkent?

 

Derde dag

 

Het werd mij opgedragen de roodborstjes te beschermen,

de bladeren, de soldaten en de bloemen.

Sneeuwvlokken vallen neer. Het blijft alleen maar sneeuwen.

Ik nam ze mee in bad, Vader, zei welterusten.

 

Vierde dag

 

Klaproos schreeuw ik tot de mond. Watermeloen! Blinddoek!

Ik hoor de zevende symfonie. Ik krijg spijt van mijn lokroep

en naderhand niet, grijns als een stier.

 

Vijfde dag

 

Terwijl ooit jij speelde voor vlinder

en ik niet stoppen kon

met kijken hoe de dame je opnam

en nog steeds weet hoe ze fluisterde als jij deed,

kreten, borsten en billen, vinger o liefste! Leugenaar!

 

Zesde dag

 

Je weet wat er gebeurde nadien

onder deze verkreukte lakens?

 

Zevende dag

 

Hoe haastig ik er van loop, ik en mijn hoed

zonder paspoort op mijn heupen, op mijn lippen,

op mijn voorhoofd vingerafdrukken, vingerafdrukken.

 

Achtste dag

 

O mijn liefste, het spijt me dat ik je geboden heb

met mij in de wolken te leven en

dat ik het Midden-Oosten vergat.

 

Negende dag

 

Ik ben een madeliefje. Vraag het mijn denkbeeldige echtgenoot.

Hij meent vast dat ik aan het verhongeren ben. Hij danst

zo toegewijd met mijn gebogen hoofd in de spiegels, in de ramen.

 

Tiende dag

 

Is het een wonder dan dat mijn hart zingt

in de richting van de kolibrie?

Lamento 

 

I

 

Vreemd nu te denken aan jou, te aanschouwen

de kleur van de sneuvelende bladeren

en mijn eigen verbeelding -het losraken

van de knopen van mijn jurk- en ik ben vrij

om iets te schrijven voor Rusland

of over de manier waarop je lijdt

We zijn allemaal gevallen of zullen gaan vallen

of behoren aan de grond bezaaid met stenen

Stel je zag dezelfde oude man, half ontkleed

onder de rand van je bed en je hoorde

zijn klaagzang over de herinnering aan vlooien

Wat maakt het goed als je mij niet kunt begrijpen?

Wat heb ik te verliezen als de hele schepping valt?

Wil je altijd van me houden? Wat dan als het winter wordt?

Elke lege boom is angstaanjagend! Oftewel heb ik geen bloemen?

 

II

 

Nu zal ik blijven met hem die wacht op mij

en met iedere vreemdeling in de straten

of op het bankje in het park

Ik weet niets van de boom van kennis

maar ik denk dat ik weet van mijn oogleden

en van mijn hoofd, om zo te zeggen, in de wolken

Is dit hoe het voelt om aan een jurk te zijn vastgemaakt?

Ook ik loop alleen te midden van

de vijand, de engelen en de apen

Voorwaarts --- MARS

 

Mijn jurk heeft hier al rondgelopen

 

 -Space Oddity- troost haar niet

ook niet mij

 

niemand wandelt 's-nachts in de velden

of probeert op te staan

dansen is niet iets dat goden kunnen

naaien waarschijnlijk wel

 

ik kan je niet zien

daarom schijnt er geen licht

 

bij jou zou ik zeggen

 

wie herinnert

leeft niet

 

je hand zwaait als een gek

hoe dan ook

nu meer in de verte

Soldatenliedje 

 

Ben ik de vrouw

waar ik niet over kan praten of toch

een zomerjurk en vleugels

met zestien soldaten

acht aan elke kant

 

ik hoor ze doorgaan met zingen en liegen

en geloven in de hemel (de luchtaanval van

het droge zachte gras onder mijn voeten)

 

Ik zou ze op schoot kunnen nemen

kapitein, majoor en later misschien generaal

en lief trommelen op de borst

met mijn kleine liedje

over wijnflessen en geweren, helemaal leeg

In het theater van beneden

 

Je riep mijn naam

en heel het leger antwoordde:

 

-glimlachend naar vreemden schieten wij-

 

misschien heb ik dit wel geschreven

uit dankbaarheid

dat je me niet meteen hebt gedood

 

ik krijg die zin

bijna niet over mijn lippen

 

als ik ooit onschuldig was

dan was ik het bij jou

 

in een klein grasveldje, een andere lente

Droomachtige pagina

 

De eerste avond in maart

en ik lig sigaretten rokend

door boeken te bladeren

 

geen teken van taal

geen korte adempauze

geen ondergoed

 

alleen het ene na het andere plaatje

(van een oude majoor en een jong meisje!)

 

zonsondergang onderaan 

Verdraaid ding als ik

 

Ik ben wie jij zegt dat ik ben

morgen weer heel iemand anders

ben ik alsjeblieft een soort maanlicht 

of een margrietje? (met een zwart hart in mijn boezem)

 

het is al later

en binnen mijn legertent

ben ik nog steeds

uit mijn witte zijden jurk

 

waar ik ook lieg

 

mijn glimlach is echt

mijn sprookje is echt

zonsopgang is echt

niet dood zoals het zou moeten zijn 

 

Over de liefde en andere leugens

Er zijn nog steeds eerlijke dingen

over mij om denken te weten.

mijn poëzie van katten,

dit rooskleurige jurkje

(om me eruit te halen) 

en de dochter van het podium

die anderen God noemen

dat ben ik ook.

waarom zou je een helm dragen?

  

niets duurt, wij weten

(oftewel ik heb liefgehad

totdat ze mij liefhadden)

ik wil mezelf in de positie plaatsen 

van degene die plotseling zingt, lacht, drinkt

omdat jij het bent die een dodelijk wapen draagt 

het verschil tussen wat is en zou kunnen zijn of

het wachten tot iets voorbij is voordat je het merkt

zover ik kan zien

zal ik altijd blauwe ogen dragen

(zoals in de film in een andere taal)

stel je het gezicht voor

waarvan ze deel uitmaken

het lichaam, de gedachten,

zelfs de modder (probeer erin te knijpen)

wat valt er nu nog te geloven - mijn liedje? een liedje?

het liedje? - blue eyes, blue eyes 

how come you tell so many lies? –

wij weten het niet!

wij weten het niet!

(dat ieder antwoord moet komen uit de hoge hoed?) 

hoe het de hele tijd blijft staren, dat blauw,

een beetje vlak in de manier waarop het alles ziet

Het geleende lijf  

Vergeet de strijd

dans met mij

levenslang

als marcherende ongehuwden

van het onbeleefde bed

tot aan de ontoegankelijke toppen

van de eeuwige liefde

want morgen sterven wij

Soldaat van oranje   

Terwijl ik hier gewoon loop

ben ik gek op stemmetjes in mijn hoofd

omdat je handen daar zijn geweest

ik heb het over de dood

of stel je voor

ik heb je groene jas aangedaan 

omdat het mij nodig heeft

mijn benen in je laarzen

 

wanneer het voorbij is 

is mijn gezicht te vinden

rondom de goede mensen

en niemand zal weten

waarom ik er ben

Groen is een verdomd moeilijk iets om uit te wissen

Ik vond een man

in het gras

hij leunde voorover 

en ik weet niet

of hij mij achter na zat

of ik hem

omdat gewoon erin zijn het lastig maakt

kijk waar hij is en kijk waar ik ben

niet meer

de groei, de opgetilde rok en haastig

mijn ogen blind, als zonnetjes

de handen, de woede, de verdomde streken

we zouden kunnen doen alsof 

we wonen in tuinen

of we doen het niet 

een bom ging af – oh heldergroen maanlicht –

het is in stukjes

 

bottom of page