Brief uit het gesticht [1]
Ze hebben me te pakken
de wolven in witte jassen
beschuldigen mij
heel alleen geleefd te hebben
tussen de katten
de uitwerpselen
en mijn droeve verhalen
maar ik schreeuwde niet om hulp
en ik huilde niet
en ik smeekte niet
ik ging met ze in bad, moeder
Brief uit het gesticht [2]
Ik ben deze
en geen van allen
en die andere
ik eet mijn vingers op
en spuug de nagels uit
is het verkeerd
om deze strot
die niet van mij is
dicht te knijpen?
Brief uit het gesticht [3]
Ik denk dat ik God ben
vraag het mijn dokter
hij gelooft zeker
dat ik mijn stem verlaag
hij danst zo toegewijd
met mijn doorboorde hoofd
pirouettes in het felle licht
en laat zo mijn geest ontsnappen
over de vlucht van de insecten heen
Brief uit het gesticht [4]
Niet één woord
Onze Lieve Heer
uit je verdomde zwijgen
en mijn vergeefs wachten
knielend zonder ondergoed
nabij mijn venster
voorgoed vergrendeld
onder de geblinddoekte hemel
nooit dichtbij genoeg
om aan te raken
Brief uit het gesticht [5]
Wij die bewaakt worden
zijn standbeelden
sluw getemd
om aan pillen en teugels
gehecht te raken
loop ik niet meer
dans ik niet meer
verlaat ik niet meer
Brief uit het gesticht [6]
Het schreeuwt
om onder mijn lakens te komen
om in mijn hoofd te spugen
om mij een tikkeltje gek te maken
en geen moeder
die de kreten bijeenraapt