MRS. DOPPELGÄNGER Episode 6 – “Mrs. Twinsister”
INT. CATWALK PARIS FASHION WEEK. AVOND
We kijken naar een indrukwekkend decor met een spektakel van flitsende camera’s, klinkende champagneglazen, schijnwerpers en reflectieschermen. We zouden moeten kunnen aanvoelen dat er een modeshow zit aan te komen. De camera’s klikken zonder ophouden. Het krioelt er van de internationale fotografen, modejournalisten en modebewuste mensen (geen enkele) die helemaal opgewonden zijn omdat Mrs. Twinsister over weinige ogenblikken op de rode loper verschijnt. Intussen wordt er door aanwezigen (geen bekende verschijningen) alvast flink op los geposeerd, gefotografeerd (wat een verkwisting) en geroddeld. Op de achtergrond klinkt de ‘Lovesong’ van The Cure. Twee vrouwelijke personen gehuld in ware kunstwerken verschijnen nu (met fikse tegenzin) in beeld en staan klaar voor de fotogenieke finale. De een is in donker gekleed, de ander in licht. Juist omdat dit contrast zo’n dwingende werking heeft kan de toeschouwer niets anders doen dan met ingehouden adem kijken hoe de twee stampvoetend over de catwalk paraderen. We zien geen spoor van genieting, noch bij de een noch bij de ander. De onzinnigheid van dit modecircus is onverhuld van hun niet te onderscheiden gezichten af te lezen. Ze kijken spookachtig in de camera alsof ze zojuist uit een schilderij van Edvard Munch zijn gestapt. De dialoog wordt bijpassend geschreeuwd om boven het lawaai van de camera’s uit te kunnen komen.
T.
Wat heb jij aan?
S.
Wat ik aanheb? Hoezo? Ik dacht
het is een keer iets anders dan
blauw.
T.
Ben je van plan om die jurk mee
te nemen naar Rome?
S.
Waarom?
T.
Ik weet zeker dat hij van
polyester is. Veel te warm.
S.
Doe niet zo absurd.
Je weet dat ik geen polyester
draag.
T.
Ik vind je haar leuk.
S.
Dat van mij of van jou?
T.
Dat van ons allebei.
Ik kan niet zeggen dat ik vind
dat de anderen hier er zo goed
uitzien dan wij.
S.
Dat komt omdat wij hun met onze
komst het leven zuur hebben
gemaakt.
T.
Ze hebben nepnagels. De meesten
van hen. Ik heb een hekel aan
oplichters. Geen prettige
mensen.
S.
Ze zijn niet goed wijs, als je
het mij vraagt. Wat mij nog het
meest dwarszit, is de verdomde
botox. Ik vind dat we ze weg
moeten sturen. Het is ongepast.
T.
Misschien moet je het wel van
je afschrijven.
S.
Zeer zeker niet. Ik schrijf
geen rotzooi. Ik ga dit nu niet
omverwerpen.
T.
Groot gelijk. Er hebben al
genoeg schrijfsters zich van
kant gemaakt.
S.
Heb jij ze ooit geschilderd?
De rimpelloze mensen.
T.
Goeie hemel, nee. Mijn
portretten zijn goudeerlijk en
glorieus, zoals wij.
S.
Wat zullen we dan met ze doen
als we er geen woorden en
beelden aan vuil willen maken?
T.
We kunnen ze duwen en in het
gezicht spugen, als je wilt?
S.
Dat is een verrekt goed plan.
Ik loop even met je mee.