MRS. DOPPELGÄNGER Episode 7 – “Mrs. Soulsister”
EXT. ERGENS BOVEN HET AARDOPPERVLAK. DAG
We komen op een dromerige en wazige manier terecht in een mengelmoes van hemelse en spirituele sferen. Gedurende deze hele scène missen we misschien enkele belangrijke details zodat we niet weten waar we ons nu exact bevinden. (Fraai camerawerk in deze scène.) Het belangrijkste is dat men het gevoel heeft, dat er geen aanvang is en naar verwachting ook geen einde. Niemand weet wat er gaande is maar er hangt iets in de lucht. We zien twee in ondergoed geklede (er moest iets weggemoffeld worden) identieke natuurwezens, die als vrouwelijke zielen voorgesteld kunnen worden en mogelijk de planeet aarde als bestemming hebben gekozen. We begrijpen als de een besluit een papieren zak over het hoofd te trekken, dat de ander dezelfde soort papieren zak wordt. Tussen hun wimpers en de kosmische stralen, zijn beide in staat elkaar, door middel van hun eigenaardigheden en bizarre karaktertrekken, te herkennen. Terwijl de Orbs oftewel lichtbollen ons om de oren vliegen, horen we de eerste bastonen van het liedje ‘River’ van Ibeyi waarop de twee, nog steeds met hun hoofden in de papieren zakken, uit volle borst staan mee te blèren. (Wie heeft dat lied uitgekozen?) De toeschouwer moet hierdoor feilloos aanvoelen dat de lichtbollen net zo hecht als de twee wezens met elkaar zijn verbonden. Iedere onderbreking is zinloos. Eigenlijk is het zo dat wij onbeweeglijk blijven wachten (misschien tien minuten? Of een kwartier?) tot het gejengel ophoudt en de filmhelden aan hun dialoog beginnen.
T.
Weet je, er is iets heel
eigenaardigs. Toen ik je voor
het eerst zag, deed je me heel
erg aan iemand denken.
S.
O ja? Dat klinkt behoorlijk
mysterieus.
T.
Je hebt het dus niet opgemerkt?
S.
Waar heb je het over?
T.
Op het eerste gezicht zijn wij
gewoon twee vrouwen met
reusachtige wimpers en in nogal
opwindend ondergoed.
S.
Tjonge, wat ontzettend
eigenaardig allemaal inderdaad.
Ga door.
T.
Ik hoef maar naar jou te kijken.
Jij hoeft maar naar mij te
Kijken. Het is net alsof ik op
jou gewacht heb. Alsof het is
voorbestemd, begrijp je?
S.
Als het bemachtigen van een
felbegeerde hamburger in zo’n
papieren zak van de Mac,
bedoel je?
T.
Waarom moet je altijd alles
zo absurd maken? Het irriteert
me enorm.
S.
Wat ik bedoel te zeggen; Krijg
je het niet heet met die zak
om je hoofd?
T.
Wil je dat ik hem afdoe?
S.
Nee, ik vind hem je leuk staan.
T.
Wat zeur je dan?
S.
Gaan we zo eten? Ik sterf van
de honger.
T:
Je lijkt echt wel op me, hè?
S:
Ja. Sprekend.